Verdomme

De ruimte was groot en licht en de stoel waarop Boris zat was paars. Paars stond voor rust, wist hij, al was die rust soms ver te zoeken.
Elke dinsdag nam hij plaats in diezelfde stoel en altijd waren ze met zijn achten. Hij, de groep en de twee begeleiders. Zo hadden de vrouwen zich aan het begin voorgesteld: ‘Wij zijn jullie begeleiders, niet jullie ‘psychologen, ook geen ‘therapeuten’.’
Meestal, wanneer hij daar zat, trok hij zijn voeten op. Veilig, zijn knieën dicht naar zijn neus. Nooit was er iemand die daar wat van zei.

Van alles had Boris geprobeerd. Op gesprek bij een zeventiger waarvan hij zijn meesterwerk over ‘het brein’ als enige niet had gelezen. Boris’ dossier was hem, zijn psychiater, opgevallen. ‘Een interessante casus’ had hij hem genoemd. Schaamteloos, de eerste keer dat ze tegenover elkaar plaatsnamen. Hij stelde suffe vragen, die kon iedere eerstejaars psychologie klakkeloos uit het lesboek overnemen, vond Boris. Dat je goed kunt schrijven betekent niet dat je ook kunt communiceren.
Daarna volgde een periode waarin hij thee dronk uit een bloemetjes mok ergens op een zolderkamer. Met die therapeute praatte hij over goede boeken, theaterstukken, films, maar tot de kern kwamen ze niet. En dan was er nog die vakantie op een Grieks eiland, alleen. Daar waar hij in paniek raakte toen de supermarkt op zondag dicht bleek, want Pasen.

Nu was het dinsdag, week vijfentwintig, en zat hij opnieuw in de paarse stoel. Met zijn rug naar de muur en pal tegenover een groot raam. Het was net elf uur geweest en een van de begeleiders zei: ‘Ik wil dat jullie terug gaan naar je kindertijd.’
Daar had hij vandaag geen zin in.
‘Ervaar het speelse, de tevredenheid die je toen kon voelen.’
Speelsheid – dacht Boris. Seks ja. Zijn ex. De manier waarop ze klaarkwam, haar mond een schreeuwende O. Hoe haar nagels op zijn rug, en de krassen op zijn huid daarna. Aan seks wilde hij nu niet denken.

De begeleider beet op haar nagels. Onverzorgde nagels, zag hij.
‘Speelsheid, houdt die speelsheid vast. Wat komt er naar boven?’
Foto’s. De albums die zijn moeder lang geleden bijhield; pagina’s vol.
Hij als jongetje van vier in een tuinbroek.
Hij in Artis met een raketje-ijsje in zijn hand.
Hij achterop een scooter via grindpaden naar onbereikbaar maar toch bereikbare stranden.
‘Denk aan jezelf als dat jonge kind.’
Om hem heen werd naar buiten gestaard. Een enkeling had zijn ogen gesloten.
‘Voel de onbezorgdheid van toen. De tevredenheid van het nog-niet-weten.’
De wijzers van de klok links van hem tikten. Hij hoorde het luchtrooster, de opengaande en sluitende deuren van een voorbijrijdende tram.
Hij dacht – Dit is week vijfentwintig en ik ben moe.
‘Neem die tevredenheid mee in de rest van je week.
Hij dacht – deze week lukt me dat verdomme niet.

Dit verhaal is ook te lezen op de website AbCyourself

Eén reactie op “Verdomme”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.